Bert Hellinger: Het midden voelt licht aan. Deel 8: Verhalen van Geluk
Bert Hellinger:
29 november 2020 

Bert Hellinger: "Het midden voelt licht aan". Deel 8: "Verhalen van Geluk"

Hoe zijn familieopstellingen ontstaan? 

Vinden we antwoorden in oudere boeken van Bert Hellinger?

Dit boek van Hellinger stamt uit 1996

Het gaat over het systemische midden en heeft als titel: ‘Het midden voelt licht aan’. 

Familieopstellingen zijn een bijzonder fenomeen.

Het wezen van een familieopstelling is wezenlijk anders dan het westerse goed of fout.

In essentie komt het erop neer, dat het de kunst is alle facetten in je hart te sluiten.

Dat hoeft niet te betekenen dat je het met alles eens bent.

Je kunt het zien, erkennen en een plek in je hart geven.

Als je dat wat toch al bestaat niet erkent, kan dat schadelijke gevolgen hebben voor een succesvol leven, voor je relaties en je gezondheid.

Dit is één van Bert Hellingers eerste boeken.

Daarmee reis ik terug naar de roots van opstellingen.

Als je dit boek leest, ontdek je dat dit boek de kraamkamer is van al zijn volgende boeken.

Ik vertaal zo’n 7 – 10 pagina’s per week.

Dit is deel 8: “Verhalen van Geluk.”

Het midden voelt licht aan

Geluk lijkt ons verleidelijk, bedrieglijk aantrekkelijk en gevaarlijk. Omdat wat we openlijk willen, ongeluk brengt en wat we vrezen geluk brengt. Soms klampen we ons liever vast aan het ongeval omdat het veilig lijkt of omdat het geweldig is. Of omdat we het als onschuld of als verdienste beschouwen of als belofte van toekomstig geluk.

Dan kunnen we geluk verachten als gewoon, of kortstondig of vluchtig. Of we zijn er bang voor als schuld en verraad of als ongerechtigheid of als een voorbode van pech.

Twee soorten geluk

In de oudheid, toen de goden nog heel dicht bij de mensen stonden, woonden er in een kleine stad twee zangers, genaamd Orpheus. Eén van de twee was de grote. Hij had de Kithara uitgevonden; een voorvorm van de gitaar en toen hij naar de snaren greep en zong, was de natuur om hem heen betoverd. Wilde dieren lagen tam aan zijn voeten, hoge bomen bogen naar hem toe: niets kon zijn gezang weerstaan. Omdat hij zo lang was, dong hij om de de mooiste vrouw. Toen begon de afdaling.

Terwijl de bruiloft nog in gang was, stierf de mooie Eurydike en de volle beker brak, terwijl hij hem omhoog tilde. Maar voor de grote Orpheus was de dood niet het einde. Met behulp van zijn hoge kunst vond hij de ingang naar de onderwereld, daalde af in het rijk van de schaduwen, zat aan de overkant van de stroom der vergetelheid, kwam langs de helshond, stapte voor de troon van de God der doden en ontroerde hen met zijn lied.

De dood gaf Eurydike vrij, maar op één voorwaarde en Orpheus was zo gelukkig, dat de hem het boze plan achter deze gunst ontging.

Hij begon aan de terugweg en hoorde achter zich de stappen van zijn geliefde vrouw. Ze kwamen veilig langs de hellehond, staken de stroom van vergetelheid over, begonnen aan de klim naar het licht en zagen het van verre. Toen hoorde Orpheus een schreeuw -Eurydike was gestruikeld- en geschrokken draaide hij zich om, zag de schaduw nog die in de nacht viel en hij was alleen. Verbijsterd van pijn zong hij het afscheidslied: “Ach, ik heb haar verloren, al mijn geluk is nu weg.”

Hij vond de weg naar het licht terug, maar het leven was hem bij de doden vreemd geworden. Toen dronken vrouwen hem naar het festival van de nieuwe wijn wilden leiden, verweerde hij zich en ze scheurden hem levend uit elkaar. Zo groot was zijn ellende, zo tevergeefs was zijn kunst. Maar iedereen kent hem nu!

De andere Orpheus was de kleine. Hij was maar een gelegenheidszanger, speelde voor de kleine mensen, maakte een klein beetje plezier en had er zelf lol bij. Omdat hij niet van zijn kunst kon leven, leerde hij er nog een ander gewoon beroep bij, trouwde met een gewone vrouw, kreeg gewone kinderen, zondigde af en toe, was heel gewoon gelukkig en stierf oud na een vol leven. Maar niemand kent hem – behalve ik!

De ezel

Een heer kocht een jonge ezel en liet hem al op jonge leeftijd wennen aan de ontberingen van het leven. Hij laadde zware lasten op de ezel, liet hem de hele dag werken en gaf hem slechts het minimale te vreten. En zo werd de kleine ezel al snel een echte ezel.

Toen zijn meester kwam, viel hij op zijn knieën, boog zijn hoofd diep en liet zich met elke zware last belasten, ook al zakte hij soms bijna in elkaar.

Anderen die de leiding hadden, kregen medelijden. Ze zeiden: “wat een arme ezel!” en wilde iets goeds doen. De een wilde hem wat suiker geven, de ander een stuk brood en een derde wilde hem naar zijn groene weide lokken.

Maar nu liet hij ze zien wat voor een ezel hij was. De ene beet hij in zijn hand, de ander hij schopte tegen zijn scheenbeen en bij de derde was hij zo koppig als een ezel. Toen zeiden ze: “Wat een ezel!” en lieten hem voortaan met rust.

Hij vrat uit de hand van zijn heer, ook al was het maar een enkel strootje. Maar hij prees hem overal en zei: “het is echt de grootste ezel die ik ooit heb gezien!” En hij gaf hem als beloning de naam Iah.

Later kreeg men onenigheid over hoe deze naam uit te spreken, totdat een logopedist uit Beieren meende, dat het als volgt moest luiden: “I…(k) A…(lsook),

De uitweg

Ergens in het zuiden, bij het krieken van de dageraad, klom een klein aapje in een palmboom, zwaaide met een zware kokosnoot in zijn hand heen en weer en schreeuwde uit volle borst. Een kameel hoorde dat, kwam een beetje dichterbij, keek naar hem op en vroeg: “Wat is er vandaag met jou aan de hand?” Het aapje zei: “Ik wacht op de grote olifant. Die knal ik met deze kokosnoot voor zijn kop, zodat dat zijn schedel kraakt, horen en zien hem vergaat!” Maar de kameel dacht: “Wat wil hij nou echt?”

Tegen de middag kwam een ​​leeuw onder de boom liggen en wilde wegdommelen. Toen hoorde hij het aapje en vroeg: “Wat is er vandaag met jou aan de hand?” Het aapje zei: “Ik wacht op de grote olifant. Die knal ik met deze kokosnoot voor zijn kop, zodat dat zijn schedel kraakt, horen en zien hem vergaat!” Maar de leeuw dacht: “Wat wil hij nou echt?”

Tegen de namiddag kwam een ​​neushoorn, hoorde hij het aapje schreeuwen, was verwonderd en vroeg: “Wat is er vandaag met jou aan de hand?” Het aapje zei: “Ik wacht op de grote olifant. Die knal ik met deze kokosnoot voor zijn kop, zodat dat zijn schedel kraakt, horen en zien hem vergaat!” Maar de neushoorn dacht: “Wat wil hij nou echt?”

Tegen de avond kwam een ​​grote olifant, wreef zich aan de palmboom, greep met zijn slurf wat bladeren en vrat. Maar boven in de boom zat het kleine aapje in elkaar gedoken en was muisstil. Toen keek de grote olifant naar boven, zag het kleine aapje en vroeg: “Wat is er vandaag met jou aan de hand?”

“Niets. Ik schreeuwde vandaag wel wat harder, maar dat zou je toch niet serieus hebben genomen!” Maar de olifant dacht: “Wat wil hij nou echt?” Toen trompetterde hij naar zijn kudde en stampte weg.

De kleine aapje zat nog lang stil. Toen pakte hij de kokosnoot, klom naar de bodem en sloeg hem tegen een steen zodat hij barstte. het aapje drong de melk en at de vrucht.

De maat

Iemand baant zich een weg door de heldere, feestelijk versierde straten in de aanloop naar Kerstmis en zijn blik wordt naar een winkel waar bonen de inscriptie oplicht: delicatessen van over de hele wereld. Hij stopt, kijkt naar de heerlijke lekkernijen die voor hem uitgestald liggen en het water loopt hem in de mond. Dan smakt hij met zijn tong en zegt: “Nu wil ik graag een stuk droog brood.”

Twee soorten van zin hebben

Een ezel, hongerig en zwaar bepakt, bewandelt een eindeloos lange en zware weg. Rechts een groene weide, links een groene weide. Maar hij zegt: “Ik ga mijn eigen weg.”

Een andere ezel graast op een groene weide. Rechts een moeilijk begaanbaar pad, links weer een moeilijk begaanbaar pad. Maar hij zegt: “Hier gaat het mij goed.”

De onschuld

Iemand wil iets achter zich laten dat hem beklemt en zo durft hij zich op een onbekend pad te begeven. Hij loopt lichtvoetig voort en bereikt ’s avonds een hoge berg. Als hij wil rusten, ziet hij de ingang van een grot voor zich. Hij gaat erheen en wil naar binnen, treft het gesloten aan met een ijzeren deur.

“Merkwaardig” bedenkt hij zich, “Misschien gaat er iets gebeuren.” Hij gaat er tegenover zitten en kijkt af en toe naar, kijkt weg, kijkt er weer naar en kijkt weer weg. Na drie dagen, toen hij er net naar keek en weer wegkeek, zag hij de deur opengaan. Hij stort zich in de grot, stormde naar voren en en staat weer in de open lucht.

“Merkwaardig” bedenkt hij zich, wrijft zich in zijn ogen, gaat zitten en ziet op een afstand een kleine witte kring -sneeuwwit- voor zich en in die kleine witte kring ziet hij zichzelf, ingesloten, nauw in elkaar gedoken en stralend wit. En rond de kleine witte kring flikkert een enorme grote schaduwvlam, alsof het naar binnen wil.

“Merkwaardig” bedenkt hij zich, “Misschien gaat er iets gebeuren.” Hij gaat er tegenover zitten en kijkt af en toe naar, kijkt weg, kijkt er weer naar en kijkt weer weg. Na drie dagen, toen hij er net naar keek en weer wegkeek, ziet hij hoe de kleine witte kring zich opent, de zwarte schaduwvlam raakt erin, de kring wordt groot en hij kan zich eindelijk strekken.

Maar nu is de kring grijs.

De schuld

Iemand staat ’s ochtends met een bezwaard hart op, omdat hij weet: vandaag komen de leveranciers en hij moet ze onder ogen zien. Hij ziet dat er nog wat tijd over is, gaat naar de plank, pakt de eerste map en bekijkt de papieren.

Daar vindt hij de rekeningen die hij nog moet betalen. Hij bekijkt ze aandachtig en ziet, dat er een paar tussen zitten waarvan de betaaltermijn verlopen is, een paar keer voor diensten die wel beloofd waren, maar nooit geleverd werden en andere voor goederen die besteld waren, maar nooit geleverd. Hij overweegt wat hier gepast en legaal is en besluit op zijn hoede te zijn voor valse rekeningen. Dan sluit hij deze map en pakt de tweede.

Daar vindt hij lijsten met prestaties waarvan hij dacht nog in de schulden te staan. Maar aan het einde van deze lange lijsten staan ​​opmerkingen zoals “gratis”, “al betaald” of “graag gegeven.” Er komen beelden in hem op van mensen die hem dierbaar waren en zijn hart wordt wijd en warm. Dan sluit hij ook de tweede map en haalt de derde op.

Hier vindt u alleen aanbiedingen die hij heeft gevraagd om eindelijk te verwerven wat lang op zich liet wachten. Maar aan het einde van de aanbieding is er alleen vooruitbetaling. Hij weet dat hij tijd nodig heeft om te controleren hoe betrouwbaar deze aanbiedingen waren. Dus hij sluit ook de derde map en legt deze op de plank.

Hier vindt hij alleen aanbiedingen die hij komen liet om uiteindelijk te kopen waarvan de houdbaarheidsdatum al verlopen was. Maar onderaan de aanbiedingen staat “alleen op vooruitbetaling.” Hij weet dat hij nog tijd nodig heeft om te controleren hoe betrouwbaar deze aanbiedingen waren. Dus hij sluit ook de derde map door en legt deze op de plank.

Dan komen zijn crediteurs en terwijl ze plaatsnemen, vullen ze de kamer met hun aanwezigheid. Maar niemand zegt een woord. Als hij ze allemaal voor zich ziet, wordt het hem zeldzaam licht, alsof hij ineens het overzicht heeft en hij voelt de kracht dat hij ze onder ogen kan en wil zien.

Terwijl hij wacht, voegt het beeld dat hij heeft, zich in een volgorde. Hij is zeker van zichzelf welke leverancier als eerste aan de beurt komt en welke leverancier daarna. Hij deelt zijn beeld met de leveranciers, bedankt hen voor hun komst en verzekert hen, dat hij ook hen op het juiste moment tegemoetkomt. Ze gaan akkoord en terwijl ze vertrekken, blijft er nog één crediteur achter, die hem al onder ogen wil komen.

Samen bespreken ze één en ander. Ze weten, dat het niet meer om het afdingen gaat, maar om de uitvoering en omdat ze serieus zijn, worden ze het eens met elkaar. Als de afnemer vertrekt, draait hij zich nog een keertje om en zegt: “Een beetje uitstel kan ik je nog wel geven.”

De loop van het leven

Een hommel vloog naar de kersenbloesem, dronk de nectar, was vol en tevreden en vloog weg. Maar toen begon ze zich schuldig te voelen. Ze voelde zich iemand die aan een rijk gedekte tafel ging zitten zonder de gastheer op zijn minst iets te geven dat zijn hart zou plezieren. Ze dacht: “Wat ben ik aan het doen?” Maar ze kon geen besluit nemen, weken en maanden gingen voorbij.

Maar het liet haar niet met rust. Ze zei tegen zichzelf: “Ik moet terug naar de kersenbloesem en haar uit de grond van mijn hart bedanken!” Ze vertrok, begon aan haar vlucht en vond de boom, de tak, de twijg en de exacte plek waar de kersenbloesem was.

Maar de boom was er niet meer. Het enige wat ze vond was een donkerrode rijpe vrucht. Toen werd de hommel verdrietig. Ze zei tegen zichzelf: ik zal de kersenbloesem nooit meer kunnen bedanken, de juiste kans is voor altijd weg. Maar het zou een goede les voor mij moeten zijn.

Terwijl ze er nog over nadacht, steeg een zoete geur op in haar neus, een roze bloemenkelk wenkte haar en ging ze stortte zich met plezier op een nieuw avontuur.

*

Sommige verhalen doen ons geloven dat wensen, zoals een sprookje, zouden helpen. Daarom leiden ze ons gemakkelijk tot daden die verder gaan dan wat we zouden mogen, en in plaats daarvan leiden ze ons naar het ongeluk dat we vrezen.

Waar zulke beelden aan het werk zijn, helpt het om de sprookjes nuchter te vertellen, zodat ook hier wensen hun grenzen hebben en aanmatigende daden mislukken. Dan vallen we weer uit de hemel op de aarde en vinden onze maat.

De aarde

In de buurt van een groot bos woonde een houthakker met zijn vrouw. Ze hadden één kind; een meisje van drie jaar, maar ze waren zo arm dat ze vaak niet wisten wat ze haar te eten moesten geven. Op een dag kwam de Maagd Maria naar ze toe en zei: “Jullie te arm om voor het meisje te zorgen. Breng het naar me toe en ik neem het mee naar de hemel, zal haar moeder zijn en ervoor zorgen.

Hun harten werden er zwaar van, maar ze vroegen zich af wat ze tegen Maagd Maria konden doen. Dus gehoorzaamden ze, namen het meisje mee en gaven haar aan Maagd Maria. Zij nam haar mee naar de hemel. Daar at het suikerbrood, dronk je zoete melk en mocht het met de engelen spelen. Maar stiekem had het meisje heimwee naar haar ouders en de mooie aarde.

Toen het meisje 14 jaar oud was, ging de Maagd Maria weer op reis omdat ook zij naar de aarde verlangde. Ze riep het meisje bij zich en zei: “Neem jij de sleutels van de 13 deuren van de hemel in bewaring. Twaalf deuren mag je openen en de heerlijkheden daarin bezien. Maar de dertiende deur,  waartoe deze kleine sleutel behoort, is verboden voor jou. Pas op dat je deze deur niet opent, anders komt er een ramp!

Maar het meisje beloofde dat ze nooit de dertiende kamer zou betreden!

Toen de Maagd Maria vertrok, ging het meisje naar de vertrekken in de hemel. Elke dag maakte ze een deur open, totdat ze door alle twaalf deuren was. Achter elk zat echte deur zat een man, een apostel, omgeven met een prachtige glans, en het meisje verheugde zich elke keer over het moois dat ze zag.

Nu was alleen de verboden deur nog op slot en het meisje voelde een groot verlangen om te weten wat erachter verborgen zat. Toen het helemaal alleen was, dacht het: “Nu ben ik helemaal alleen en kan naar binnen, niemand weet of ik dat doe.”

Ze pakte de kleine sleutel, stopte deze in het slot en draaide hem om. Toen sprong de deur open en werd het meisje aangetrokken door een gouden, gloeiende gloed. Dat moest wel het binnenste heiligdom zijn. Het meisje raakte met haar vinger naar de mysterieuze gloed aan ze kreeg het helemaal warm van genot. Maar plotseling herinnerde het meisje zich het verbod van de Maagd Maria. Ze trok haar vinger terug, rende de deur uit en deed hem weer dicht. Maar de vinger was nu als van goud. Ze wilde het goud eraf wassen, maar wat ze ook probeerde, ze kreeg het er niet af. En dus wachtte ze met spanning op de terugkeer van de Maagd Maria.

Maar ze nam de tijd. Het beviel haar op de aarde en toen ze weer terug in de hemel kwam, had ze goede zin. Ze riep de engelen en het meisje bij zich en vertelde wat er nieuw was op de aarde. De mensen hadden nu hele bijzondere dozen. Het enige wat je hoefde te doen was op een knop drukken en je kon zien wat er over de hele wereld gebeurde.

Ze zei, dat ze op een dag een vrouw had gezien die de berggorilla’s durfde op te sporen. Dat was erg gevaarlijk, maar de berggorilla’s lieten haar dichtbij komen. Op een gegeven moment kwam een berggorilla mannetje zelfs zo dicht bij haar, dat ze zijn rug met har vingers kon aanraken en aaien en hij liet dat toe.

Kort daarna vond ze een babygorilla die zijn ouders had verloren. In naam van deze moeder gaf ze hem zoete melk te drinken en zorgde er zo goed voor, dat het snel herstelde. Maar zoveel als ze van de vreemde baby hield, ze voelde dat het de andere gorilla’s miste. Dus toen ze de gorilla’s weer oppakte nadat het was gevallen, nam ze de baby mee en toen ze naar de kudde ging, reikte ze baby naar de kudde uit.

Toen viel de oudste gorilla met een luid gebrul uit naar de vrouw, rukte de baby uit haar hand, rende fel met hem terug en gaf het aan een vrouwtje die hem iets te drinken gaf uit haar borst. De vrouw had hij met geen haar gekrenkt. Ze zag, dat het de gorilla baby bij de soortgenoten goed ging en dat deed haar erg goed.

De Maagd Maria vertelde nog veel meer soortgelijke verhalen en ze vergat helemaal naar de sleutels te vragen. De volgende ochtend riep ze het meisje zich, zodat ze haar de sleutels kon brengen. Ze vroeg onderzoekend: “Was jij niet ook in de dertiende kamer?” “Nee” zei het meisje, “Dat had je toch verboden?” “Waarom verberg je dan een hand achter je rug?” En ze beval haar: “Toon mij ook je andere hand!” Het meisje schaamde zich. Maar er was geen ontkomen aan ze haalde haar andere hand achter haar rug vandaan en toonde de gouden vinger.

Toen zuchtte de Maagd Maria en zei: “Eens moet zeker de eerste keer zijn.” Ze deed haar witte handschoenen uit en zie daar, ze had ook een gouden vinger.

Toen zei ze tegen het meisje: “Omdat je nu het ene weet, zul je ook het andere weten. Ga weer terug naar huis naar de aarde waar er ouders broers en zussen zijn en mannen, vrouwen en kinderen.” Het meisje verheugde zich daarop en bedankte zich. De Maagd Maria hielp haar de buidel te snoeren en als afscheid gaf ze haar , ter bescherming van het ontcijferde geheim, een paar witte handschoenen mee.

De uitzetting

Iemand woont in een klein huis en in de loop der jaren hoopt zich veel rotzooi op in de kamers. Veel gasten brachten hun spullen mee en toen ze verder gingen, lieten ze menig koffer achter. Het is alsof ze er nog zijn, ook al zijn ze allang voor altijd vertrokken.

Ook wat de eigenaar zelf heeft verzameld, blijft in het huis bewaard. Niets mag voorbijgaan en verloren gaan. Ook als iets stuk is hangen er nog herinneringen aan en nemen ze ruimte in voor beters.

Pas als de huiseigenaar bijna stikt, begint hij met opruimen. Hij begint met zijn boeken. Wil hij nog steeds naar de oude plaatjes kijken en nog steeds buitenlandse leringen en verhalen begrijpen? Wat al lang gedaan is, haalt hij uit zijn huis weg en de kamers klaren op en worden weer licht.

Dan opent hij de koffers van de anderen en kijkt of hij iets kan vinden dat hij kan gebruiken. Daarbij ontdekt hij enkele kostbaarheden en legt die opzij. De rest brengt hij naar buiten.

Hij gooit het oude spul netjes in een diepe kuil, dekt dit netjes toe met aarde en zaait er dan gras overheen.

*

Er zijn verhalen, die hekken zijn. Ze begrenzen ons en sluiten buiten. Als we gehoorzamen, bieden ze ons zekerheid en als we willen doorgaan, staan ​​ze in de weg. Soms vertellen we onszelf dit soort verhalen en noemen ze herinneringen. Want vaak vertellen we onszelf wat er toen slecht was en wat ons pijn gedaan heeft, maar niet wat ons bevrijdt. Het geheugen wordt dan een belemmering en onze reikwijdte blijft begrensd.

Het afscheid

Ik nodig je nu uit om een ​​reis terug in de tijd te maken, alsof mensen na jaren weer op pad gaan om terug te keren naar waar cruciale dingen zijn gebeurd.

Maar dit keer is er geen gevaar en alles is overwonnen. Het is net als wanneer oude strijders, na een lange tijd van vrede, opnieuw het slagveld betreden waarop ze zich moesten bewijzen. Er groeit al lang weer gras, bomen bloeien en dragen vrucht. Je herkent de plek misschien niet eens meer, omdat het er niet uitziet zoals je het je herinnerde en je hebt hulp nodig om je weg

Want het is merkwaardig, hoe verschillend wij gevaar tegemoet treden.  het vreemd is hoe verschillend we gevaar tegenkomen. Een kind bijvoorbeeld staat stijf van schrik voor een grote hond. Dan neemt de moeder het in haar armen, de spanning lost zich op en het begint te snikken. Maar al snel draait het het hoofd en kijkt, nu vanaf een veilige hoogte, onbevangen naar het vreselijke dier.

Een ander kan, als hij zichzelf heeft gesneden, zijn bloed niet zien stromen. Maar zodra hij wegkijkt, voelt hij nog maar weinig pijn.

Het is dus erg als alle zintuigen tezamen in een gebeurtenis bevangen worden in de actie, en niet meer op zich staand en afzonderlijk aan hun trekken kunnen en de enkeling er dan door overweldigd wordt, zodat hij niet meer ziet, hoort en voelt wat er werkelijk is.

We gaan nu op een reis waarin iedereen, waarbij iedereen die dat wil het geheel te zien krijgt, maar niet alles in één keer. En dat alles ook meebeleeft, met de bescherming die hij wil. Waarin hij één voor één kan begrijpen wat telt. Wie wil, mag zich laten vertegenwoordigen, net als iemand die zich op zijn gemak voelt in zijn fauteuil en dan zijn ogen sluit en droomt, hij ziet zichzelf de reis maken en hoewel hij thuis blijft en slaapt ervaart hij alles alsof hij er bij is.

De reis gaat naar een stad die ooit rijk en beroemd was, maar lange tijd eenzaam en leeg is als een spookstad in het Wilde Westen. Je kunt nog steeds de tunnels zien waarin goud werd gedolven. De huizen zijn nog bijna intact. Zelfs de opera is nog te zien. Maar alles is verlaten. Er is hier lange tijd niets meer gaande, behalve dan herinneringen.

Iedereen die deze reis maakt, zoekt een deskundige om hem te begeleiden. En zo kom je op de plek en wordt de herinnering wakker. Dus hier was het wat hem zo had geschokt, wat hij zich zelfs vandaag de dag moeilijk wil herinneren, omdat het zo pijnlijk was. Maar nu schijnt de zon over de verlaten stad. Waar ooit leven was, drukte en geweld, is de rust teruggekeerd, bijna vrede.

Ze wandelen door de straten en vinden het huis. Nu aarzelt of hij het zal wagen naar binnen te gaan, maar zijn begeleider wil eerst vooruit gaan om te zien of de plek nu veilig is en of er nog iets over is van toen.

Ondertussen kijkt de ander buiten door de lege straten en komen herinneringen op aan buren of vrienden die daar geweest zijn. Herinneringen aan scènes waarin hij gelukkig was en opgewekt was, vol levenslust en daadkracht, als kinderen die nergens door tegengehouden kunnen worden omdat ze vooruitgaan naar het nieuwe, naar het onbekende, het grote, het wijdse, naar avontuur en naar bestaand gevaar. Zo verstrijkt de tijd.

Dan wenkt zijn begeleider hem om naderbij te komen. Hij stapt nu zelf het huis binnen, komt de voorkamer binnen, kijkt om zich heen en wacht af. Hij weet welke mensen hem destijds hadden kunnen helpen, zodat hij het zou hebben doorstaan, mensen die van hem hielden en die ook sterk, moedig en wetend waren. Het voelt voor hem alsof ze er nu zijn, alsof hij hun stemmen hoort en hun kracht voelt. Dan neemt zijn begeleider hem bij de hand en openen ze allebei de eigenlijke deur.

Daar staat hij nu en is teruggekeerd. Hij pakt de hand die hem hierheen heeft geleid en kijkt kalm om zich heen, zodat hij kan zien hoe het werkelijk was, het ene en het andere, het geheel. Opmerkelijk, hoe anders hij het waarneemt als hij verzameld blijft en aan de hand van de helper. Als hij zich ook dat herinnert wat lange tijd buitengesloten was, hoe alles zich tezamen voegt wat er ook bijhoort. Zo wacht hij en kijkt tot hij alles weet.

Maar dan wordt hij overspoeld door gevoel en achter dat wat oppervlakkig was, voelt hij de liefde en de pijn. Hij voelt zich alsof hij thuis is gekomen en kijkt naar de bodem waar geen recht meer is en geen wraak. Waar het lot werkt en nederigheid geneest en onmacht vrede sticht. Zijn helper houdt hem bij de hand vast, zodat hij zich veilig voelt. Hij haalt diep adem en laat dan los. Zo vloeit weg, wat zich zo lang heeft opgehoopt en het wordt hem licht en warm.

Als alles voorbij is, kijkt de ander hem aan en zegt: “misschien heb je jezelf opgezadeld met iets dat je hier moest achterlaten, omdat het niet bij jou hoort noch jou aangerekend kan worden. Bijvoorbeeld de veronderstelde schuld alsof jij moest betalen voor wat anderen namen. Leg het hier van je af. Ook dat wat je moet bevreemden: andermans ziekte of noodlot of geloof of gevoel. Ook de beslissing, die schadelijk voor je was, laat het nu hier achter.

Deze woorden doen hem goed. Hij voelt zichzelf als iemand de zware last heeft gedragen en deze nu neerlegt. Hij slaakt een zucht van verlichting en huivert. Eerst voelt het alsof hij vederlicht is.

De vriend begint weer te praten: misschien heb je toen iets van je afgelegd en opgegeven, dat je moet behouden, omdat het bij jou hoort. Bijvoorbeeld een vaardigheid of een innige behoefte. Misschien ook onschuld of schuld, herinnering en vertrouwen. De moed om er volledig te zijn en dat te doen wat daarvoor nodig is. Verzamel het nu weer en neem het mee in je toekomst.

Ook met deze woorden is hij het eens. Dan controleert hij wat hij heeft weggegeven en nu weer tot zich moet nemen. Terwijl hij het aanneemt, voel hij de grond onder zijn voeten en voelt hij zijn eigen gewicht.

Dan leidt de vriend hem een ​​paar stappen verder en ze komen aan bij de deur op de achtergrond. Ze openen deze deur en vinden het geheim dat verzoent.

Nu houdt het hem niet langer op de oude plek. hij dringt erop aan om te vertrekken, dankt de vriendelijke begeleider en maakt zich klaar voor de terugreis. Thuis aangekomen komt, heeft hij nog wat tijd nodig om de weg te vinden met de nieuwe vrijheid en de oude kracht. Maar stiekem plant hij al de volgende reis, deze keer naar een nieuw, onbekend land.

Het loslaten

Na de Dertigjarige Oorlog -dat waren slechte tijden- mensen kwamen terug uit het bos en begonnen hun huizen weer op te bouwen. Ze ploegden de velden en zorgden voor het weinige nog overgebleven vee.

Na een jaar hadden ze de eerste oogst in vredestijd en vierden dit met een feest.

Maar aan de rand van het dorp stond een huis, waarvan de deur was dichtgemetseld. Soms liepen er mensen langs, die meenden dat ze iets hoorden. Maar ze hadden te veel andere zorgen om ernaar om te zien.

Op een nacht huilde voor de dichtgemetselde deur zielig een kleine hond. Hij was gewond. Ineens viel er mortel uit de dichtgemetselde deur, een steen liet los, een hand stak er door naar buiten, greep de kleine hond en trok hem naar binnen.

Er was toch echt iemand over die niet wist dat het vrede was. Deze ingemetselde persoon hield de kleine hond vast aan de buik, verzorgde zijn wonden, voelde zijn warmte en de kleine hond viel in slaap. Ze keek door de nauwe opening, zag de verre sterren en ademde voor het eerst sinds lange tijd de frisse nachtlucht in.

Toen kriekte de dag, een haan kraaide, de kleine hond werd wakker en de persoon zag, dat hij de hond erdoorheen moest trekken. Hij schoof de kleine hond door de nauwe opening en deze liep meteen naar soortgenoten.

Toen de zon was opgekomen, kwamen er kinderen in de buurt en één van hen had een verse appel in zijn hand. Ze zagen de opening, keken naar binnen en zagen de persoon. Deze was in slaap gevallen. Een blik op de vrijheid had volstaan.

Het risico

Iemand die vroeger vastzat in een prachtige paleis gevangen zat, waarin volgens de legende ook het labyrint werd aangetroffen, sloop vaker langs een donkere poort, waarvan men zei, dat het naar het verderf zou leiden.

Hij had gehoord, dat al velen met geweld door de donkere poort zijn gebroken, maar niemand was nog teruggekeerd zodoende groeide de angst onder degenen die achterbleven.

Maar de gevangene nam de poort nauwkeurig in zich op. Op een nacht, toen alle bewakers moe waren, brak hij resoluut door de donkere poort heen – en stond in de open lucht.

*

Er zijn verhalen die je meenemen op een pad en als we ons een deel van de weg aan hun leiding toevertrouwen, vervullen ze wat hier wordt verteld, nog  terwijl we naar ze luisteren.

Het feest

Iemand gaat op weg en terwijl hij vooruit kijkt, ziet hij in de verte het huis dat van hem is. Hij loopt er naar toe en als hij daar aankomt doet hij de deur open en gaat een kamer binnen die is voorbereid op een feest.

Iedereen die belangrijk was in zijn leven komt naar dit feest. En iedereen die komt, brengt iets, blijft een beetje en vertrekt. Net zoals gedachten komen, iets brengen, een beetje blijven en weer gaan. Zo komen ook wensen komen of leed. Ze brengen iets, blijven een beetje en gaan weer. Net zoals het leven komt, ons iets brengt, een beetje blijft en weer gaat.

Ze komen dus naar het feest, eenieder met een bijzonder geschenk, waarvoor sowieso al de volle prijs is betaald: de moeder – de vader – de broers en zussen – de ene grootvader – de ene oma – de andere grootvader – de andere oma – de ooms en tantes – allen die ruimte voor jou gemaakt hebben – iedereen die voor je zorgde – misschien buren – vrienden – leerkrachten – partners – kinderen: iedereen die in jouw leven belangrijk was en misschien nog steeds is.

Na het feest blijft de persoon achter, rijkelijk bedeeld en alleen zij zijn nog bij hem voor wie het juist is om nog even te blijven. Dan gaat ze naar het raam en kijkt naar buiten, ziet andere huizen en weet, dat het op een dag ook daar feest is en zij zal erheen gaan, iets meenemen, een tijdje blijven en weer gaan.

Ook wij waren ook hier op een feest, hebben iets meegebracht en iets genomen, zijn enige tijd gebleven en weer gegaan.

Over de schrijver
Eerst reisleider in Egypte, daarna in loopbaanland en nu in zielenland. Succesgarantie 95%.
Reactie plaatsen