Hoe zijn familieopstellingen ontstaan?
Vinden we antwoorden in oudere boeken van Bert Hellinger?
Dit boek van Hellinger stamt uit 1996
Het gaat over het systemische midden en heeft als titel: ‘Het midden voelt licht aan’.
Familieopstellingen zijn een bijzonder fenomeen.
Het wezen van een familieopstelling is wezenlijk anders dan het westerse goed of fout.
In essentie komt het erop neer, dat het de kunst is alle facetten in je hart te sluiten.
Dat hoeft niet te betekenen dat je het met alles eens bent.
Je kunt het zien, erkennen en een plek in je hart geven.
Als je dat wat toch al bestaat niet erkent, kan dat schadelijke gevolgen hebben voor een succesvol leven, voor je relaties en je gezondheid.
Dit is één van Bert Hellingers eerste boeken.
Daarmee reis ik terug naar de roots van opstellingen.
Als je dit boek leest, ontdek je dat dit boek de kraamkamer is van al zijn volgende boeken.
Ik vertaal zo’n 7 – 10 pagina’s per week.
Dit is deel 10 en het laatste deel: “Psychotherapie en Religie.”
Psychotherapie en religies zoeken beiden verlossing en genezing van de ziel en via de ziel zoeken ze verlossing en genezing van de hele persoon. Dat verbindt ze. Maar ze verschillen ook, omdat de psychotherapie zich vanaf het begin verbonden heeft aan de wetenschap en daarom kritisch tegenover religies staat. Voor de religies was dit in veel opzichten gunstig. Omdat psychotherapie door haar inzichten religies dwingt te zuiveren, dat wil zeggen, zich af te keren van mythische beelden, hoop en angsten en terugkeert naar het begin en de wortels.
De ziel en ik
Maar ook bij psychotherapie rijst de vraag in hoeverre het in de ban is van archaïsche beelden en hoop en dus zelf demythologisering behoeft. Er moet op gewezen worden, dat het ego, zoals het sommige psychotherapeuten fascineert, een mythisch beeld is dat mythische hoop koestert en probeert angsten te sussen op een manier die soms haast aanmatigend bijgelovig lijkt.
Dat de ziel, zowel in religie als in psychotherapie, gezien wordt als iets persoonlijks, lijkt mij een mythe. Want als we onbevooroordeeld kijken naar hoe de ziel werkt, zien we dat we niet zozeer een ziel hebben en bezitten, maar dat de ziel ons heeft en ons bezit. Dat het niet tot onze dienst staat, maar dat het ons in dienst neemt. Er zijn dus genoeg vragen die zowel religie als psychotherapie aangaan.
De gang van zaken
Mijn benadering is fenomenologisch. Dat betekent dat ik zo veel mogelijk afzie van het vertrouwde, inclusief theorieën en overtuigingen, en mezelf blootstel aan de tastbare realiteit, hoe die er ook uitziet en hoe die ook in de loop van de tijd verandert. Dan wacht ik af, of er iets uit het verborgene tevoorschijn komt dat plotseling, zoals bliksem, waar en essentieel raakt en oplicht, iets dat in harmonie brengt met een realiteit die het weten, het plannen en het willen van het ik ver achter zich laat en zich juist aan de werking ervan blootstelt.
Ziel en ik in de religie
Ik begin met religie en vraag eerst: wat gebeurt er bij iemand als hij zichzelf als religieus ervaart?
Als we naar religieuze mensen kijken, zien we dat ze zich ervan bewust zijn afhankelijk te zijn van krachten waarvan de werking mysterieus blijft. Bij dergelijke ervaringen nemen ze een houding aan van ontzag, nederigheid of toewijding aan iets mysterieus dat ze niet begrijpen. Dat is de echte religieuze houding. Het laat ons eerder een stap terug dan voorwaarts doen, is ongecompliceerd, in harmonie en in vrede. Ik noem het de religie van de ziel.
Maar er is een deel van de ziel, dat het moeilijk vindt om deze terughoudendheid te verdragen. In plaats daarvan probeert het juist grip te krijgen op de realiteit achter dit verschijnsel, het te beïnvloeden en ondergeschikt te maken, bijvoorbeeld door riten, offers, verzoening, gebed. Ik noem dit de religie van het ik.
Weliswaar resoneert religie van de ziel mee in de religie van het ego, omdat ook hier een realiteit wordt erkend die ons te boven gaat. Tegelijkertijd wordt echter getracht de verborgenheid van deze werkelijkheid weg te nemen en erover te beschikken. Dat is eigenlijk in tegenstrijd met elkaar. Daarom vervalt de religie op het punt waarop we het geheim willen onthullen en ons ter beschikking willen stellen in plaats van het te achten. Dit markeert het pad van zuivering voor de religies en de uitvoering hiervan. Het gaat van het ik terug naar de ziel.
De openbaringsreligies
Van bijzondere betekenis zijn voor ons de openbaringsreligies, dat wil zeggen die religies die terug te herleiden zijn tot één persoon die anderen vertelt een openbaring van God te hebben ontvangen en daarmee anderen aanspoort, vaak onder dreiging van eeuwige verdoemenis zijn openbaring te geloven.
Deze openbaringsreligies -voor ons met name het Christendom- zijn als het ware de top van de religies van het ik. Niet alleen blijkt God -waarvan gezegd wordt dat Hij zich openbaarde- een ik met alle eigenschappen van een ik. Ook de onthuller van de openbaring spreekt als een ik, dat van anderen verlangt hun ik aan zijn ik te onderwerpen.
Als we ook hier weer onbevangen naar de gang van zaken kijken, stellen we vast dat de onthuller van de openbaring alleen van zichzelf spreekt en dat het geloof dat hij verkondigt uiteindelijk een geloof aan hem is. Daarmee beweert hij enerzijds dat God niemand anders een dergelijke openbaring doet verschijnen, dat alle anderen daarmee van gelijksoortige openbaringen buitengesloten zijn en dat God zelf zich voor altijd en eeuwig aan deze openbaring onderwerpt.
Daarmee verheft de onthuller van de openbaring zich niet alleen boven de aanhangers, maar ook boven de door hem verkondigde God. Daarom zijn het vooral de openbaringsreligies die opheldering en reiniging behoeven.
De religiegemeenschap
Als we naar de religieuze ontwikkeling van individuen kijken, dan valt op dat het zich religieus voelen, geloven en doen in de familiekring begint en dat de religieuze beelden uit zijn gezin van herkomst komen. Vroeger hoorde religie bij de vereisten om bij de familie aangesloten te blijven. Schendingen daarvan werd beleefd als afvalligheid ten aanzien van de familie en werden dus bestraft. Vandaar, dat de religie van de familie afvallen niet zozeer gezien werd als de religie afvallen, maar eerder als je familie afvallen, verbonden met de angst om het recht bij de familie te horen te verliezen.
Op de keper beschouwd heeft deze angst weinig van doen met religieuze inhoud, want het speelt zich op een gelijksoortige manier af in families van verschillende gezindten en onafhankelijk van de leer en de praktijk van desbetreffende religie. Het wordt sterker of juist zwakker beleefd naar mate hoe serieus de familie de religie opvat. Dat geldt ook voor de zogenoemde areligieuze en de atheïstische houding. Ook zij werken verbindend naar mate dat het voorwaarden zijn om bij de familie te mogen horen.
Deze religies zijn dus religies van een groep. Vaak onderscheiden deze groepen zich ten opzichte van andere religieuze groepen en voelen ze zich verheven boven de religies van andere groepen en proberen ze de invloed van hun eigen religieuze groepering te vergroten op andermans kosten. Soms rechtvaardigen ze middels hun religie de onderdrukking van andere groepen. Ook politieke overtuigingen kunnen soms met grote ijver geuit worden en hebben een gelijksoortige werking.
Deze groepen werken als een vergroot ik. Vandaar, dat een groepsreligie voornamelijk een ik-religie is. Bij deze groepen van ik-religie gaat het er niet meer om zich een verborgen werkelijkheid eigen te maken, maar het gaat er eerder om macht te verkrijgen over andere mensen en groepen.
De natuurlijke religie
Binnen de verschillende religies is er een verbinding die de familie en de groep overstijgt. Dat is een persoonlijke vroomheid die weliswaar de uiterlijke manieren van bij de familie horen acht, maar die aan de binnenkant ver uitgroeit boven de de inhoud daarvan. Zo lijken bijvoorbeeld de mythische stromingen in het Christendom en de Islam zo op elkaar, dat het er soms op lijkt dat de verschillen tussen deze 2 religies vervagen.
Behalve de onderscheidende tradities, geloofsinhouden en rituelen tussen de verschillende religies is er dus sprake van een religieuze ervaring en een religieuze houding die persoonlijk is en onafhankelijk van de religie van een groep. Die heeft van doen met de gemeenschappelijke ervaringen van hoe mensen de wereld ervaren inclusief de bijbehorende begrenzingen. Omdat deze religieuze houding voor iedereen op dezelfde wijze toegankelijk is, zou men dat de natuurlijke religie kunnen noemen. Deze natuurlijke religie behoeft geen leer of een praktijk. In tegenstelling tot andere religies is er hier geen superioriteit tegenover andere religies, geen aanspraken op macht en geen propaganda. Iedereen is hier op individuele basis. Vandaar, dat natuurlijke religie verbindt waar andere religies mensen uit elkaar drijven.
De natuurlijke religie is een prestatie op persoonlijke titel, misschien is het wel de hoogste persoonlijke prestatie. Op welke manier beschrijf ik in een voorbeeld over het ontstaan van Filosofie. De eerste filosofen wier bestaan wij hier in het westen kennen, lukte het om innerlijk af te zien van de op dat moment geldende beelden over mensen en de natuur met als doel het tegemoet treden van de werkelijkheid, zoals die zich op dat moment aandiende, zonder voorbehoud, zonder angst.
Wat hen daarbij overkwam, was als eerste de verbazing, de verbazing dat iets is zoals het is. Dat leven opduikt uit iets dat verborgen blijft en het weer opgenomen wordt door het verborgene. Het zich verbazen over de werkelijkheid zoals deze zich voordoet is toewijding aan dat wat is zonder het te ontwijken en zonder het te willen duiden.
Deze toewijding is het halt houden voor een geheim, zonder meer te willen weten dan dat wat zich nu aan ons toont. Dit is een instemmen met de grenzen die de ervaarbare werkelijkheid ons geeft, zonder die grenzen op te willen heffen of ze te willen overschrijden. Dit is ten diepste religieus, maar op een natuurlijke en nederige wijze.
Religie als vlucht
In de overheersende religies is veel slechts een poging de werkelijkheid te ontwijken, of om verlossing van de werkelijkheid te zoeken. Een poging om de ervaarbare werkelijkheid aan te passen naar de eigen innerlijke beelden en wensen. De werkelijkheid anders te willen interpreteren in plaats van dit aan te kijken. Het geheim te onthullen in plaats van het te achten. Bovenal is het een poging te willen volharden tegen de stroom van verval en de poging van het ego om een amper te bevatten werkelijkheid te (be-) grijpen en in te zetten ter eigen voordeel.
Door deze beelden heen spreken archaïsche, magische wensen en angsten in een tijd toen mensen nog in elk opzicht zich nog ervaarden als afhankelijk en men probeerde het enge het gevaarlijke met magische middelen en rituelen te verbannen. Uit deze archaïsche diepte van de ziel komt de behoefte aan opofferingen, de situatie meester worden, verzoening en vergroting van de eigen invloedssfeer.
Deze behoeften nemen in de loop der tijd steeds vastere vormen aan door gewoonten en overtuigingen zonder dat er aanwijzingen zijn dat deze overtuigingen recht doen aan de werkelijkheid. Vast en zeker zijn deze archaïsche beelden opgebouwd en overgedragen aan de hand van menselijke ervaringen met het verborgene. Want dit religieuze draagt de ervaring over van balans, meesterschap, verzoening en meer invloed op het verborgen andere, dat wat we aanvoelen, maar nog niet kennen.
Tegen deze achtergrond tekent zich nog duidelijker af, welke inspanning de natuurlijke religie van het individu vraagt, welke reiniging van de geest en het afzien van meer invloed en macht.
Filosofie en Psychologie
Het is zonder twijfel een verdienste van de filosofie en de psychologie de weg vereffend te hebben naar het onbevangen aankijken van de werkelijkheid en dat op die manier de religie in haar natuurlijke vorm weer erkenning krijgt. In de psychologie verwijs ik naar Freud, die veel religieuze beelden als projectie doorschouwde. Ook verwijs ik naar C.G. Jung, die de beelden van God als idealen van het ik benoemde of als gegeven archetypen.
De meest radicale analyse van de Joodse – Christelijke religie, de basis en de gevolgen daarvan heb ik gevonden bij Wolfgang Giegerich in zijn boeken “Die Atombombe als seelische Wirklichkeit” (de atoombom als werkelijkheid van de ziel) en “Drachenkampf oder Initiation ins Nuklearzeitalter” (Titanengevecht of initiatie in het nucleaire tijdperk). Het gaat hier om een diepgaande poging over een experiment verdergaand dan de geest van het christelijke westen. Giegerich toont bijvoorbeeld aan, dat de moderne natuurwetenschappen en techniek slechts met continuering van de fundamentele waarden van het Christendom plaatsvond in de zin van de ik religie en die, in plaats van ze in twijfel te trekken, uiteindelijk toe te passen en aan te vullen.
Zelf heb ik ervaringen uit diverse relaties binnen families vergeleken met religieuze beelden en gedragingen en kunnen zien hoe de verhoudingen naar het religieuze geheim zich vertalen in vertrouwde beelden en ervaringen. In het verlengde hiervan kunnen vraagtekens gesteld worden bij het beeld van God in de vorm van een persoon. Deze God wordt toegerust met eigenschappen, doelen, bedoelingen en gevoelens zoals deze afstammen van koningen en heersers. In deze beelden is God boven en zijn wij beneden.
Vandaar, dat we ons aan Hem onderwerpen, dat Hij bezorgd zou zijn over Zijn eer en beledigd kan worden, aan de rechtbank aanzit, beloont en straft naar gelang wij ons naar Hem verhouden en gedragen. Zoals het een ideale heerser betaamt, dient Hij de gerechtigheid, is Hij liefdadig en behoedt Hij ons voor ontberingen en vijanden. Zodoende noemen wij Hem onbevangen ‘onze’ God. Zoals een koning heeft hij ook een hofhouding met engelen en heiligen en velen hopen door Hem uitverkoren te worden om bij deze hofhouding te horen.
Andere patronen die wij overdragen, gebaseerd op onze ervaring en onze relatie met het verborgen geheim zijn de relatie van een kind tot diens ouders, de relatie van het kind tot zijn familie en de gehele gemeenschap. Dan stellen we ons het verborgene voor als vader of als moeder en zo hechten we ons aan een groep van gelovigen, zoals een familie of een gemeenschap.
Vanuit dit punt kun je waarnemen dat bij vele Godzoekers de vader mist en dat hun zoektocht naar God stopt, als ze hun werkelijke vader gevonden hebben en dat bij vele asceten de moeder ontbreekt, zoals bij veel Boeddha’s. Of men projecteert op het verborgene het sjabloon van geven en ontvangen zoals in zakelijke verbintenissen of bij geliefden. Misschien projecteren sommigen het patroon van man-vrouw relaties, zoals beelden van een heilige bruiloft en vereniging in de liefde met God. Heel soms gedragen we ons naar het verborgene zoals ouders naar een stout kind als we het kind te verstaan geven wat het wel en niet mag doen, zodat Hij vooral ‘onze’ God is en blijft als we beweren ‘God had dat niet mogen laten gebeuren’.
Deze observaties hebben geleid tot een ontmythologisering van religies en vooral van openbaringsreligies. Het toont aan, dat de gangbare religieuze beelden eerder iets over onszelf zeggen in plaats van iets over God of over het Goddelijke. Deze observaties dwingen ons om de eigen beelden en grondhouding naar religie te aanschouwen en op te schonen. Dat betekent, dat we weer aangewezen zijn op onze oorspronkelijke religieuze ervaring en op de grenzen die ons dat oplegt.
Ik vertel er een klein verhaaltje bij. Dat heet:
De leer
Studenten verlieten een meester,
en toen ze weer naar huis gingen,
vroegen ze ontnuchterd:
‘Wat hadden we bij hem te zoeken?’
Toen merkte iemand op:
‘We zijn blind in een wagen gestapt,
die een blinde koetsier
met blinde paarden
blindelings vooruit reed.
Maar zouden wij als blinden
zelf op de tast lopen,
dan voelen we misschien
als we aan de rand van de afgrond staan
met onze stok
het niets.
Psychotherapie en openbaringsreligies
Als we nu op dezelfde manier onbevangen naar psychotherapie kijken, zien we dat sommige psychotherapeutische scholen zelf vergelijkbaar zijn geworden met de religies die ze wilden overwinnen, met name de openbaringsreligies. Ook bij hen is er een openbaarder en een stichter, en er zijn discipelen die het als hun leer belijden. Er is misschien veel goeds aan deze leer, alleen als men zich er naar bekeert, vernauwt zich de blik en worden andere dingen die er niet mee in overeenstemming zijn buitengesloten of ze worden zelfs bestreden.
Zo ontstaan scholen voor psychotherapie die zich soms als religies tegenover elkaar gedragen. Dan is er binnen dergelijke scholen een orthodoxie; een juist geloof en een juiste praktijk, en er zijn instituten die toezicht houden op deze leer en praktijk en afwijkingen uitsluiten.
Andere overeenkomsten met de religies zijn duidelijk: bijvoorbeeld de inleidende training, de test van betrouwbaarheid en door de school verplicht gestelde moraal, daarna het toegangsritueel, de hogere inwijdingen, het bewustzijn van verkoren zijn en het streven naar invloed en macht.
Net als binnen religies, vinden we in deze scholen ook volgelingen die op basis van persoonlijk inzicht afwijken van de voorgeschreven leer en praktijk, maar ervoor waken om dit binnen de kring van collega’s toe te geven uit angst voor veroordeling en uitsluiting.
Het kunnen
In wezen is de psychotherapie gebaseerd op technieken die verkregen zijn door nauwkeurige observatie en ervaring en die voortdurend worden verfijnd en ontwikkeld vanuit inzicht en ervaring. Daarom is er ook een neiging om van overtuigingen en theorieën af te wijken naar het ambacht dat geleerd, gekend, beoefend en beheerst moet worden.
De therapeut kan geen recht meer doen aan de verscheidenheid aan inzichten en behoeften als hij slechts één methode onder de knie heeft. Dit leidt tot uitwisseling en toenadering tussen de scholen, een soort oecumene waarin de grenzen steeds meer doorlaatbaar worden.
Veel psychotherapeuten werken zelfs puur ambachtelijk. Zonder aan één school gebonden te zijn, leren ze verschillende methoden en combineren deze in de praktijk met elkaar, al naar gelang de behoefte.
Lichaam en ziel
Naast het ambachtelijke werk heeft psychotherapie ook zielenzorg nodig. Dit geldt vooral voor de psychosomatiek, d.w.z. voor die psychotherapie die, in combinatie met de geneeskunde, ook tot doel heeft lichamelijke ziekten via de ziel te verlichten en te genezen.
We hebben gezien dat bepaalde gebeurtenissen, bijvoorbeeld een vroege scheiding van de moeder, die later niet alleen een uitwerking op de ziel heeft, maar ook op het lichaam. Dan kun je proberen terug te halen wat de ziel destijds gekwetst heeft en wat later weer het lichaam beïnvloedt. Je kijkt er weer naar, verzoent je ermee door ermee in te stemmen zoals het was en vindt dan uit de verzoening met dit noodlot verlichting en genezing voor het lichaam.
Hier een voorbeeld:
Tijdens een cursus in Londen zei een vrouw in een rolstoel dat ze polio had toen ze 2 jaar oud was en dat ze de ziekte zonder ernstige gevolgen had doorstaan. Maar sinds enkele jaren voelt ze zich gehandicapt en zit daarom in een rolstoel. Ik heb haar gevraagd: “Werd er toen bedankt voor je redding?” Zoals in veel van dergelijke gevallen, was dat niet gebeurd.
Wanneer iemand wordt gered uit een levensbedreigende situatie of ziekte, zeggen ze vaak dat ze de ziekte hebben bestreden of, beter nog, hebben overwonnen. Dan voelt het ego zich een held en heeft het de controle. Maar dan zich trekt dat wat echt werkt, namelijk de ziel, weer terug en laat het ik aan haar noodlot over, met als gevolg dat iets groters ons ik vaak op pijnlijke wijze iets beters leert.
Ik stelde deze vrouw voor haar ogen te sluiten en innerlijk te zeggen: “Als mijn handicap de prijs is om te overleven, zal ik die graag betalen.” Ze maakte nogal wat bezwaren en ik vertelde haar over een jonge man die zo gehandicapt was door polio dat hij alleen zijn hoofd en één hand een beetje kon bewegen. Toen ik hem vroeg welk verhaal zijn ziel het meest raakt, vertelt hij me één van zijn verhalen.
“Een bergbeklimmer valt, hangt aan het touw boven de afgrond en muizen erboven knagen aan zijn touw. Dan ziet hij twee wilde aardbeien binnen handbereik voor zich op de rots. Hij plukte ze, stak ze in zijn mond en zei: “Wat smaken ze zoet!”
Daarna vroeg ik de vrouw: als je je enerzijds voorstelt dat je leven gezond was en anderzijds je je leven voorstelt zoals het werkelijk was: welk leven is kostbaarder? Ze verweerde zich een poos lang met allerlei smoezen. Toen huilde ze en zei dat dit leven kostbaarder is.
Dit was een religieuze daad, weg van het ik en zijn controle, naar toewijding en harmonie. Maar juist uit deze daad komt verlichting en genezende kracht.
Soms wil de ziel ook ziek zijn en sterven uit harmonie met iets groters, d.w.z. vanuit een religieuze houding die ervan heeft afgezien een verschil te willen maken. Omdat de ziel soms een ziekte nodig heeft om zich te zuiveren en ze sterven wil, omdat ze voelt dat haar tijd voorbij is.
Onlangs vertelde een vrouw met kanker me een vreemde droom. Ze keek in de spiegel en merkte dat ze zonder hoofd was. Ik zei tegen haar: “Dit is een doodsdroom.” Ze zei: “Ik was helemaal niet bang.” Ik zeg haar: “Precies, de ziel is ten diepste niet bang voor de dood.”
In de ziel is er een beweging van verlangen terug naar de oergrond. Als het juiste moment is aangebroken, neigt de ziel naar de bron en is in vrede. Er is een ongelooflijke schoonheid in deze beweging, een ongelooflijke diepte. Het is de diepste beweging ooit. Maar sommigen maken deze beweging te vroeg, ze grijpen in op de natuurlijke beweging. Dan schaden ze de ziel. Zulke mensen moeten worden geholpen om te stoppen. Want wie dit pad te vroeg betreedt, zondigt tegen deze beweging. Omdat ze heel stil en vredig is. Maar als je jezelf rustig laat zijn bij het volgen van deze natuurlijke beweging, zul je er soms achter komen dat het vanzelf stopt.
Ook hiervan een voorbeeld: In een televisieprogramma over spontane genezing was een patiënt te zien die aan kanker was geopereerd. Toen de doktoren zagen dat ze niets meer konden doen, werd hij als ongeneeslijk uit de kliniek ontslagen. De man wist dat zijn leven ten einde liep, dus ging hij thuis tezamen met zijn vrouw zitten en maakte zijn testament op. Toen hij klaar was, voelde hij zoiets als een schok in zijn lichaam, en vanaf dat moment stierven de kankercellen. De doktoren bevestigden dat hij volledig hersteld is.
Wat gebeurde er? De man kwam in harmonie met de dood, met het lot en het einde, met de bron, om zo te zeggen, waaruit het leven opstijgt en weer zinkt, en vanuit deze harmonie keerde zich de beweging naar de dood om en leidde hem weer terug in het leven.
De lotsgemeenschap
Maar er zijn ook gebeurtenissen en lotgevallen in het gezin van herkomst van patiënten die ze niet zelf persoonlijk hebben meegemaakt en die toch bij hen tot ernstige ziekten leiden. Ook hier is het ik betrokken, maar op merkwaardige wijze. Vaak proberen patiënten bijvoorbeeld de scheiding van overleden ouders of kinderen ongedaan te maken door innerlijk te zeggen: ‘Ik zal je volgen’. Vaak voeren ze deze straf ook uit, hetzij door een dodelijke ziekte, hetzij door een ernstig ongeval of door zelfmoord.
Of er wordt een poging gedaan om het slechte lot van een geliefde met magische middelen te keren, vaak zelfs achteraf door innerlijk te zeggen: ‘Ik zou liever sterven dan jij’. Ook deze straf wordt soms uitgevoerd door ziekte of door een ongeval of door zelfmoord.
Of er wordt een poging gedaan om door ziekte en dood te boeten voor de eigen schuld en die van anderen, alsof iemand iets slechts kan compenseren met ander slechts of het ongedaan kan maken.
Ook hier is het ambachtelijke werk niet meer voldoende. Ook hier is psychosomatiek nodig, dat zich bewust is van de religieuze achtergrond van ziekte en genezing en deze doorziet. Van een psychosomatisch systeem dat zachtjes wegleidt van een religieuze houding, die op magische wijze de realiteit van dood, schuld en noodlot probeert te bannen, naar een religieuze houding die overeenstemt met deze realiteit en zo zijn weg terugvindt naar het eigene: de eigen grootte en kracht, naar het eigen leven, naar gezondheid en geluk.
Alleen vanuit deze houding ontvouwt de familieopstelling haar volledige verzoenende en genezende kracht.
Het lege midden
Voor psychotherapeuten is de enige vraag die opkomt: hoe vind je deze houding en hoe kun je dergelijke effecten teweegbrengen en uithouden. Ik maak me niet al te veel zorgen, want ik houd me vast een vriend van mij, een zekere Laotse die al heel lang dood is. Hij spreekt in de “Tao Te King” over het effect van zich terughouden en het zich terugtrekken in een leeg midden.
Hij die zich terugtrekt in het lege centrum is zonder bedoeling en zonder angst. Als vanzelf ordent het vele zich om hem heen zonder dat hij beweegt. Dit is de houding die de therapeut kan aannemen bij het aangezicht van een moeilijk lot of een ernstige ziekte: hij trekt zich terug in het lege midden. Hij hoeft zijn ogen niet te sluiten omdat het lege midden niet afgezonderd is. Ze is verbonden.
De therapeut stelt zich tegelijkertijd bloot aan noodlot en ziekte, gelijktijdig met het ruimte bieden voor alles wat er is en zonder angst. Dit is belangrijk, want wie bang is voor alles wat er zou kunnen gebeuren, heeft zijn kracht en alertheid verloren.
In het lege midden is men verbonden met krachten die ver uitstijgen boven het ik en planning. Als je daarop vertrouwt, verschijnen er plotseling oplossingsbeelden, oplossingszinnen en handelswijzen. Die kun je dan gewoon volgen.
Er zijn ook fouten die gemaakt kunnen worden, dat is heel duidelijk. Maar de fout wordt gereguleerd door de echo die volgt. De therapeut hoeft in deze houding dus niet perfect te zijn. Hij matigt zich niets aan. Hij is nog steeds stil in dit midden. Op deze manier slaagt dit type therapie.
Deze onbevooroordeelde houding die instemt met de zieke zoals hij is, die het lot of noodlot toestemt, noem ik nederigheid. Het vloeit voort uit de harmonie van ziel en het ik en dat is de feitelijke religieuze daad.
Ten slotte vertel ik er een verhaal over. Het is een filosofisch verhaal of een religieuze of therapeutische lijn, omdat daarin deze verschillen worden opgeheven. Het verhaal heet:
De cirkel
Een slachtoffer vroeg iemand die met hem een stuk van hetzelfde pad bewandelde:
‘Vertel me wat belangrijk voor ons is.’
De andere gaf als antwoord:
‘Het eerste dat telt, is dat we een tijdje leven
zodat het een begin heeft waarvoor er al veel was
en dat wanneer het eindigt, het terugvalt in het vele ervoor.
Omdat net als bij een cirkel als het sluit,
het einde en het begin hetzelfde worden,
zo sluit het straks van ons leven naadloos aan op het ervoor,
alsof er geen tijd tussen heeft gezeten:
Dus we hebben alleen nu even de tijd.
Wat vervolgens telt, is hoe we de tijd besteden
als de tijd zich met ons terugtrekt,
alsof het tot een andere tijd horen,
en zouden we, waar we denken te zijn,
slechts opgeborgen zijn als een stuk gereedschap,
gebruikt voor iets boven ons uit
en weer weggelegd.
Ontslagen we zijn volbracht.”
De betrokkene vroeg:
“Als wij en wat we doen elk op zijn tijd bestaat en eindigt,
wat is doorslaggevend als onze tijd zich sluit?”
De andere zei:
“Het ervoor en het erna
telt gelijkwaardig.
Toen scheidden zich hun wegen
en hun tijd,
en beiden stopten
en vervuld.