Bert Hellinger: "Het midden voelt licht aan". Deel 2: Schuld en onschuld in relaties

Hoe zijn familieopstellingen ontstaan? 

Vinden we antwoorden in oudere boeken van Bert Hellinger?

Dit boek van Hellinger stamt uit 1996

Het gaat over het systemische midden en heeft als titel: ‘Het midden voelt licht aan’. 

 

Familieopstellingen zijn een bijzonder fenomeen.

Het wezen van een familieopstelling is wezenlijk anders dan het westerse goed of fout.

In essentie komt het erop neer, dat het de kunst is alle facetten in je hart te sluiten.

Dat hoeft niet te betekenen dat je het met alles eens bent.

Je kunt het zien, erkennen en een plek in je hart geven.

Als je dat wat toch al bestaat niet erkent, kan dat schadelijke gevolgen hebben voor een succesvol leven, voor je relaties en je gezondheid.

 

Dit is één van Bert Hellingers eerste boeken.

Daarmee reis ik terug naar de roots van opstellingen.

Als je dit boek leest, ontdek je dat dit boek de kraamkamer is van al zijn volgende boeken.

 

Ik vertaal zo’n 7 – 10 pagina’s per week.

Dit is deel 2: Schuld en onschuld in relaties

Schuld en onschuld in relaties

Menselijke relaties beginnen met geven en nemen en met geven en nemen beginnen ook onze ervaringen met schuld en onschuld. Want degene die geeft, kan ergens aanspraak op maken en degene die neemt voelt zich verplicht. Enerzijds aanspraak maken op en verplichting anderzijds zijn voor elke relatie het basale schuld-onschuld-patroon. Het dient het ruilen bij geven en nemen. Want de gever en de nemer hebben geen rust, totdat er balans komt: totdat de gever neemt en de nemer geeft. Een voorbeeld:

De balans

In Afrika werd een missionaris naar een ander gebied overgeplaatst. Op de ochtend van het vertrek kwam er een man naar hem toe, die al meerdere uren onderweg was om hem bij zijn afscheid een bedrag te geven ter waarde van ongeveer dertig cent. De missionaris zag, dat de man hem wilde bedanken, want hij had hem toen hij ziek was in zijn hut bezocht en wist ook, dat dit geld voor hem een groot bedrag was. Zo kwam hij als snel in de verleiding om dit hem terug te geven met nog wat extra’s erbij. Maar toen bedacht hij zich. Hij nam het geld aan en bedankte zich.

Als we van anderen iets ontvangen -en ook al is het nog zo mooi- verliezen we onze onafhankelijkheid en onschuld. Want als we nemen, voelen we ons verplicht naar de gever en staan we bij hem in het krijt. Deze schuld ervaren we als ongenoegen en een druk en we proberen ons ervan te verlossen door elf te geven. Er bestaat geen nemen zonder deze prijs.

Maar onschuld ervaren we als plezierig. We voelen dat als een aanspraak als we gegeven hebben zonder zelf te nemen en als we meer geven dan dat we nemen. En we voelen het als luchtigheid en vrijheid als we tot niets verplicht zijn, bijvoorbeeld als we zelf niets nodig hebben of nemen en in het bijzonder als we na het nemen ook gegeven hebben.

Om dit evenwicht te bereiken of vast te houden, kennen we drie bijzondere gedragingen:

Het uitstappen

Sommigen willen hun onschuld bewaren door te weigeren mee te doen. Ze sluiten zich liever af dan mee te doen. Dan zijn ze tot niets verplicht. Dat is de onschuld van de niet-speler, die zich de vingers niet vuil wil maken. Dan vinden ze zichzelf bijzonder of beter. Maar ze leven op de waakvlam en voelen zich dienovereenkomstig leeg en ontevreden.

Deze houding zien we bij veel depressieve mensen. Hun weigering om te nemen heeft betrekking op vader, moeder of beiden. Later dragen ze deze weigering over op andere relaties en de goede dingen in de wereld. Sommigen rechtvaardigen hun weigering om te nemen met een verwijt: wat hen aangeboden of gegeven werd zou niet het juiste zijn of te weinig. Anderen rechtvaardigen hun niet nemen met fouten van de gever. Het resultaat is altijd hetzelfde. Ze blijven inactief en leeg.

De overvloed

De omgekeerde werking zien we bij degenen die het lukt hun ouders zo te nemen zoals zij zijn en van hen alles te nemen zoals zij zijn en van hen alles te nemen  wat zij hen geven. Dit nemen ervaren ze als een continue stroom van energie en geluk. Het stelt hen in staat ook andere relaties aan te gaan en daarin veel te nemen en te geven.

Het helpers-ideaal

Een tweede manier om onschuld te ervaren is de claim op anderen als ik heb meer gegeven heb dan zij mij. Deze onschuld is meestal tijdelijk, want zodra ik van anderen neem houdt deze claim op. Maar sommige mensen volharden liever in hun claim, dan dat ze anderen hen iets laten geven. Als ware het motto: ‘liever dat jij je verplicht voelt dan ik’. Deze houding vinden we bij mensen met veel idealen, we herkennen ze aan het helpers-ideaal.

Want zo’n veeleisende vrijstelling van verplichting is schadelijk voor de relatie. Want, wie alleen geven wil houdt vast aan een superioriteit die alleen tijdelijk zijn kan, omdat in het andere geval de gelijkwaardigheid geweigerd wordt. Want van degenen die zelf niets nemen wil, willen anderen spoedig niets meer nemen. Zij trekken zich terug of worden boos. Zulke helpers blijven eenzaam en zijn vaak verbitterd.

De Uitwisseling

De derde en de mooiste manier om onschuld te ervaren is de ontlading na de uitwisseling wanneer we zowel genomen als gegeven hebben. Deze uitwisseling van geven en nemen vindt plaats tussen de deelnemers. Dat wil zeggen dat degene die van de ander iets neemt, de ander iets vergelijkbaars terug geeft.

Het gaat niet alleen om de uitwisseling, het gaat ook om de omzet. De kleine omzet van geven en nemen brengt kleine winst. De grote omzet maakt rijk. Er komen gevoelens bij kijken van overvloed en geluk. Dit geluk komt ons niet zomaar in de schoot gevallen. Het wordt gecreëerd. Bij zo’n grote omzet hebben we een gevoel van lichtheid en vrijheid en van gerechtigheid en vrede. Van de vele mogelijkheden onschuld te ervaren is dit de meest bevrijdende. Deze onschuld is tevreden.

Het doorgeven

In sommige relaties is deze ontlading niet mogelijk, omdat er tussen gever en nemer een niet te overbruggen niveauverschil. Bijvoorbeeld tussen ouders en kinderen en tussen leraren en scholieren.

Want ouders en leraren zijn in eerste instantie gevend en kinderen en scholieren zijn nemende. De ouders krijgen weliswaar iets van hun kinderen en de leraren van hun scholieren. Maar de disbalans wordt hierdoor niet opgeheven. Het wordt slechts getemperd.

Doch de ouders waren zelf ooit kind en de leraren waren zelf ooit scholier. Ze komen in balans als ze aan de volgende generatie doorgeven, wat ze van eerdere generaties hebben ontvangen. En hun kinderen en leerlingen mogen dit ook doen.

Börries van Münchhausen beschrijft dit aandoenlijk in zijn gedicht:

De gouden bal

Welke liefde mijn vader me ook gaf,
Ik heb het hem niet vergoed, want ik heb
als king nog niet gekend de waarde van de gift
En werd als man een man gelijkend en hard.

Nu groeit een zoon met mij op, zo innig geliefd
Als geen ander met een vaderhart,
En ik vergoed wat ik ooit heb ontvangen,
Aan degene die het mij niet gaf – noch teruggaf.

Want als hij een man is en denkt als een man,
zal hij zoals ik een eigen weg gaan,
verlangend zal ik jaloers kijken
als hij, wat mij verschuldigd is, aan zijn kleinzoon geeft.

Ver in de hal der tijden zegeviert mijn visie
op het spel van het leven, beheerst en opgewekt,
iedereen gooit de gouden bal glimlachend verder
en niemand gaf de gouden bal terug.

Wat voor ouders en kinderen en tussen leraren en scholieren geldt, geldt ook overal waar een uitwisseling door teruggeven en uitwisseling niet mogelijk is. Dat wil zeggen, dat we ons alsnog van de verplichting kunnen bevrijden wanneer we aan anderen doorgeven wat we hebben ontvangen.

Het bedanken

Een laatste mogelijkheid voor balans bij geven en nemen is het bedanken. Met het bedanken vermijd ik het geven niet. Maar soms is het het enig passende antwoord bij het nemen. Bij voorbeeld bij een gehandicapte, een zieke, een stevende en soms ook bij een geliefde.

Hier komt naast de behoefte aan balans ook elementaire liefde in het spel, die leden in een sociaal systeem aantrekt en bij elkaar houdt, net zoals de zwaartekracht het lichaam aantrekt in het heelal. Deze liefde begeleidt het geven en nemen en gaat het vooruit. Bij het nemen toont ze zich als dank.

Degene die bedankt erkent: jij geeft mij onafhankelijk van of ik het je vergoeden kan en ik neem het van je aan als een geschenk. En degene die het dankjewel in ontvangst neemt zegt: “jouw liefde en erkenning van mijn gift zijn voor mij meer waard dan datgene wat je buiten dat nog voor me zou kunnen doen.

Vandaar, dat we met het bedanken niet alleen bevestigen met wat we elkaar geven, maar ook met wat we voor elkaar betekenen. Daartoe vertel ik jullie een klein verhaaltje:

Het aannemen

Iemand voelde zich jegens God tot grote dank verplicht, omdat hij uit een levensgevaarlijke situatie was gered. Hij vroeg een vriend wat nu te doen, zodat zijn dank God waardig zou zijn. Maar hij vertelde hem een verhaaltje.

Een man hield met hart en ziel van zijn vrouw en hij vroeg haar ten huwelijk. Maar zij was iets anders van plan. Toen ze op een dag samen de straat wilden oversteken, werd de vrouw bijna door een auto aangereden als haar begeleider haar niet in een bijdehand moment van weg getrokken zou hebben. Daarna wendde ze zich tot hem en zei: “Nu trouw ik met je”.

Wat denk jij hoe deze man zich voelde vroeg de vriend? In plaats van te antwoorden beet hij op zijn lip. “Weet je” zei de vriend, “zo gaat het God ook misschien ook bij jou”.

Ik vertel jullie er nog een verhaal erbij:

De terugkeer naar huis

En paar jeugdvrienden trokken ten strijde in de oorlog, werden aan verschrikkelijke gevaren blootgesteld en terwijl velen stierven of zwaar gewond raakten, keerden twee van hen gezond terug.

Eén van de twee was nogal stil geworden. Hij wist, dat het onverdiend was om gered te worden en nam zijn leven aan als een geschenk, gelijk genade. Maar de ander schepte op over zijn heldendaden en de gevaren waaraan hij had blootgestaan. Het was bijna alsof hij voor niets leefde.

Het geluk

Onverdiend geluk wordt vaak beleefd als als iets bedreigends of als iets beangstigends. Dat heeft ermee te maken, dat we stiekem vinden, dat we met het geluk de afgunst van het lot of van andere mensen opwekken. het aannemen van geluk beleven we dan als het doorbreken van een taboe, net zoals het het op de schouders nemen van een schuld als ja zeggen tegen gevaar. Desondanks heeft geluk evenveel nederigheid nodig als als moed.

De Gerechtigheid

Het samenspel tussen schuld en onschuld wordt in gang gezet door geven en nemen en het wordt gereguleerd door de behoefte aan evenwicht. Zodra een evenwicht bereikt is, kan een relatie tot een einde komen of door opnieuw te geven en te nemen hervat en gecontinueerd worden.

Maar er bestaat geen constante uitwisseling als er ondertussen niet telkens een evenwicht bereikt wordt. Het is als bij het geven. We houden ons staande, als we in evenwicht blijven. We vallen en blijven liggen als we dat verliezen. We gaan vooruit, als we het evenwicht afwisselend verliezen en hervinden.

Schuld als verplichting en onschuld als claim en opluchting staan in dienst van de uitwisseling. Door deze schuld en onschuld dagen we onszelf uit en verbinden we ons met het goede. Deze schuld en ook deze onschuld zijn een goede schuld en een goede onschuld. We ervaren os erbij in orde, in controle en goed.

Schade en Verlies

Bij het geven en nemen is er ook een boze schuld en onschuld, bijvoorbeeld als als de nemer een dader is en de gever een slachtoffer. Dus als iemand een ander iets aandoet, waartegen hij zich niet kan verweren. Of als iemand iets voor zichzelf claimt, de ander schade berokkent of pijn moet doen.

Een man vertelde een vriend, dat zijn vrouw hem al twintig jaar de schuld geeft, dat hij al een paar dagen na de bruiloft met zijn ouders zes weken op vakantie ging en haar alleen achterliet, omdat zijn ouders voor hun auto een bestuurder nodig hadden. Alle manieren om het goed te praten, excuses aan te bieden en zich te verontschuldigen leverden niets op.
De vriend antwoordde: het beste kun je tegen haar zeggen, dat ze voor zichzelf iets mag wensen of doen, dat jou evenveel kost als het haar toen kostte. De man begreep het en straalde. Nu had hij precies de juiste sleutel.
Sommige mensen schrikken ervan dat er geen verzoening mogelijk is, als in zulke gevallen de onschuldige niet boos wordt en geen verzoening eist. Maar net zoals de oude spreuk, dat men de boom aan zijn vruchten herkent, hoef je alleen maar goed te kijken wat er in het ene geval of in het andere geval gebeurt om vast te stellen wat echt goed of echt fout is.

De onmacht

Ook in verband met schade en verlies beleven we de onschuld op verschillende manieren.
De eerste manier is de onmacht, want de dader handelt en het slachtoffer lijdt. Wij vinden de schuldigen des te schuldiger en zijn daad des te erger, naar mate het slachtoffer weerlozer en onmachtig is. Hij zou in actie kunnen komen en van de dader gerechtigheid en verzoening eisen om op deze manier een einde te maken aan de schuld en een nieuw begin mogelijk maken.
Als het slachtoffer niet zelf in actie komt, komen andere in zijn naam in actie. Maar wel met het verschil, dat dan zowel de schade als het onrecht dat in zijn plaats anderen aandoen veel erger worden, als zou het slachtoffer zijn recht en wraak zelf ter hand genomen hebben. Een voorbeeld:

De dubbele verschuiving

Een ouder echtpaar ging naar een cursus over bewustzijn en al op de eerste avond was de vrouw verdwenen. Ze dook pas de volgende ochtend weer op, ging voor haar man staan en zei: “ik kom bij mijn vriend vandaan”.
De vrouw gedroeg zich naar anderen attent en toegewijd. Alleen bij hem flipte ze telkens. Anderen snapten niet, waarom ze zo boos was, temeer omdat hij zich niet verweerde en juist zakelijk bleef.
Later bleek, dat deze vrouw als kind in de zomer met haar moeder, zusjes en broertjes op het land werd gestuurd, terwijl de vader in de stad bij zijn vriendin was. Maar soms kwam hij met zijn vriendin op bezoek en zijn vrouw diende beiden zonder zonder verwijten en zonder te klagen. Ze onderdrukte haar woede en pijn en haar kinderen merkten dat.
Men zou dit een heroïsche deugd kunnen noemen, maar de werking ervan is erg. Want in menselijke systemen duikt de verdrongen wrok later weer op en wel bij degenen die zich daartegen het slechtste kunnen verweren. Meestal zijn het de kinderen of de kleinkinderen en deze merken het niet eens. Dan ontstaat een dubbele verschuiving.
De eerste verschuiving is op een ander onderwerp, in ons voorbeeld van moeder op dochter. De tweede verschuiving is op een ander object, in ons voorbeeld van de schuldige vader op de onschuldige man. Ook hier wordt hij een slachtoffer, die zich weinig kan verweren, omdat hij van de daderes houdt.
Daar waar onschuldige geliefden liever lijden dan in actie komen, ontstaan binnen afzienbare tijd meer onschuldige slachtoffers en schuldige daders dan tevoren.
In dit voorbeeld zou de oplossing geweest zijn dat deze vrouw in alle openheid boos op hem geworden zou zijn. Dan zou hij het onder ogen moeten zien en zou het leiden tot een nieuw begin of een duidelijke scheiding.
Er moet nog opgemerkt worden, dat hier de dochter die namens haar moeder wraak neemt, niet alleen van de moeder houdt, maar ook van haar vader. Ze imiteerde hem, want ze gedroeg zich naar haar man precies als naar haar moeder. Hier treedt dus nog een schuld-onschuld-patroon in werking, waarbij de liefde blind maakt voor de ordening. Dat wil zeggen, dat de onschuld aan de ene kant blind maakt voor de schuld en de gevolgen daarvan voor de anderen.
De dubbele verschuiving vinden we ook daar waar het slachtoffer na de daad niet in actie kon komen, omdat het daartoe niet in staat was. Ook hierover een voorbeeld:

De Wreker

Een ongeveer veertig jarige man voelde tijdens psychotherapie de angst dat hij een ander iets aan zou kunnen doen. Uit zijn karakter en manier van doen bleken geen aanwijzingen hiervoor, dus vroeg zijn therapeut hem, of er in de familie sprake van geweld was.
Het bleek, dat zijn oom, de broer van zijn moeder, een moordenaar was. Hij had in zijn bedrijf een medewerker, die ook zijn geliefde was. Op een dag toonde hij haar een foto van een andere vrouw en verzocht haar om voor hem hetzelfde kapsel te dragen als de vrouw op de foto. Nadat ze langere tijd met dit kapsel gezien werd, reisde hij met haar naar het buitenland bracht haar daar om het leven. Daarna reisde hij terug met de vrouw op de foto, die hij zijn slachtoffer had laten zien en nu was zij zijn medewerker en geliefde. Maar de daad lekte uit en hij kreeg levenslange gevangenisstraf.
De therapeut wilde nog meer over de familieleden weten, vooral over de grootouders, de ouders van de moordenaar, want hij vroeg zich af wat de drijfveer voor deze daad geweest zou kunnen zijn. Maar de man kon hem hierover weinig informatie geven. Over zijn grootvader wist hij helemaal niets en de grootmoeder zou een vrome vrouw met aanzien zijn geweest. Hij deed nader onderzoek en kwam erachter, dat zijn grootmoeder haar eigen man tijdens de Nazitijd als homoseksueel had aangeklaagd, waarna hij werd gearresteerd werd, naar een concentratiekamp gebracht en daar vermoord was.
De eigenlijke moordenaar in dit systeem, waaruit de aantoonbare, destructieve energie is ontstaan, was de vrome grootmoeder. Maar de zoon trad als een tweede Hamlet op als de wreker van zijn vader, maar werd net zoals Hamlet verblind door de dubbele verschuiving. Hij nam de wraak over van vader. Dat was de verschuiving van het onderwerp. Maar hij spaarde de moeder en vermoordde in haar plaats de andere vrouw. Dat was de verschuiving van het object.
Toen nam hij de gevolgen over, niet voor de eigen daad, maar ook namens de moeder. En hij ging op beide ouders lijken: op de moeder door de daad en op de vader door de detentie.
Daarom is het een illusie om te geloven, dat we onverschillig kunne blijven ten aanzien van het kwaad, als we de schijn van de onmacht en onschuld in stand houden, in plaats van de schuld van de dader onder ogen te komen, ook als we zelf iets boosaardigs doen. Anders komt er geen einde aan de schuld. Iedereen die zich passief aan de schuld van de ander onderwerpt, kan zijn onschuld niet zomaar bewaren. Hij zaait ook onheil.

Het vergeven

Als substituut van een verlopen onenigheid dient ook het vergeven, als het slecht het conflict bedekt en verschuift in plaats van het op te lossen. Het vergeven pakt extra slecht uit, als het slachtoffer de dader van de schuld ontlast, alsof hij er geen recht op zou hebben. Als het tot een daadwerkelijke verzoening moet komen, dan heeft de onschuldige niet alleen recht op het goedmaken en verzoening, hij heeft ook de plicht om dit op te eisen. En de schuldige heeft niet alleen de plicht om de gevolgen van zijn daad te dragen, hij heeft daartoe ook het recht. Een voorbeeld:

De tweede keer

Een man een vrouw, allebei gehuwd, werden verliefd op elkaar en als de vrouw zwanger wordt laten ze zich beiden van hun partner scheiden en trouwen met elkaar. De vrouw was voorheen kinderloos. Maar de man had uit het huwelijk een kleine dochter, die hij bij de moeder achterliet. Beiden voelden zich schuldig naar de eerste vrouw van de man en naar zijn kind en het grote verlangen was, dat de eerste vrouw hen zou vergeven. Maar zij was boos op ze, omdat zij ter hunner voordeel betaalde zij met haar kind de prijs.
Toen ze er met een vriend over spraken, verzocht hij hen zich voor te stellen hoe het hun zou zijn vergaan als deze vrouw hen zou vergeven. Toen erkenden ze, dat ze tot nu toe de gevolgen van hun schuld vermeden hadden en dat hun hoop op vergiffenis in tegenspraak staat op de waardigheid en op ieders aanspraak. Zij erkenden, dat zij hun nieuwe geluk aan het bouwen waren op het ongeluk van de eerste vrouw en hun kind en ze besloten de rechtvaardige eisen tegemoet te komen. Maar ze bleven bij hun keuze.

De verzoening

Er is ook een goede manier van verzoenen, die de schuldige in zijn waarde laat en de eigen waarde behoudt. Deze manier van vergeven verlangt, dat het slachtoffer met zijn eisen niet tot de uiterste grenzen gaat en dat de balans en verzoening die door de dader aangeboden worden ook aanneemt. Zonder deze goede verzoening is er geen vergeving. Een voorbeeld:

De aha-ervaring

Een vrouw had haar man vanwege een minnares verlaten en liet zich van hem scheiden. Na vele jaren voelde ze, hoe veel ze nog van hem hield en ze vroeg hem of ze weer zijn vrouw zou mogen zijn. Maar hij wilde zich daarover niet uitlaten. Daarom besloten ze om gemeenschappelijk een psychotherapeut te bezoeken.
De psychotherapeut vroeg de man bij aanvang wat hij voor hem zou kunnen betekenen? Hij antwoordde: “ik zoek alleen een aha-ervaring”. De therapeut antwoordde, dat dat weliswaar moeilijk zou worden, maar dat hij zijn best zou doen. Toen vroeg hij de vrouw, wat ze de de man te bieden had, zodat hij haar weer als zijn vrouw zou willen hebben. Maar dat had ze zich te eenvoudig voorgesteld en haar aanbod bleek vrijblijvend. Geen wonder, dat het op de man geen indruk maakte.
De therapeut liet haar inzien, dat dat zij in de eerste plaats moest erkennen, dat zij haar man pijn gedaan had. Hij moest inzien, dat zij het hem aangedane onrecht weer goed maken wilde. De vrouw dacht een poos na, keek haar man in de ogen en en zei: “het spijt me, wat ik je aangedaan heb. Ik vraag je, laat me weer je vrouw zijn”. Ik zal van je houden en voor je zorgen. En ik de toekomst kun je me weer vertrouwen”.
De man kwam nog steeds niet in beweging. De therapeut keek hem aan en zei: “Wat je vrouw je toen aangedaan heeft, moet heel erg voor je geweest zijn en dat wil je geen tweede keer meemaken”. Toen werden zijn ogen nat. De therapeut ging door: iemand die zoveel ellende heeft meegemaakt, voelt zich moreel superieur aan de schuldige. Hij mag zich daarom het recht voorbehouden de ander af te wijzen, alsof hij de ander niet nodig heeft. Tegen zo’n onschuld heeft de schuldige geen kans”. De man glimlachte, alsof hij zich betrapt voelde. Toen wendde hij zich naar zijn vrouw en keek haar lief in de ogen.
De therapeut zei: “Dat was de aha-ervaring. Dat kost vijftig Mark. En ga nu weg, ik wil niet weten hoe het eindigt”.

De pijn

Als het in menselijke relaties door de schuld van de dader tot een scheiding leidt, dan kijken we naar de dader als vrij en onafhankelijk. Maar als hij de kwetsende daad niet had gedaan, dan zou hij misschien wegkwijnen en kan dan aanspraak maken op het recht de ander daarvoor te wraken.
Als in de relaties van een dader schuld tot een scheiding leidt, dan zien we de dader als vrij en onafhankelijk. Maar als hij de kwetsende daad niet zou volbrengen, zou hij misschien wegkwijnen en zou hij aanspraak kunnen maken en het recht doen gelden om daarvoor op de ander wraak te nemen.
Vaak probeert de dader de scheiding af te kopen door voor de scheiding zo veel te leiden, dat dit opweegt tegen de pijn van het slachtoffer bij de scheiding. Misschien wil hij door de scheiding een nieuw of een groter bereik mogelijk maken en hij lijdt, omdat hem dat alleen lukt door de ander pijn te doen of schade te berokkenen.
Maar bij een scheiding heeft niet alleen de dader de kans op een nieuw begin. Ook het slachtoffer heeft plotseling nieuwe mogelijkheden. Maar als de ander dit weigert en volhardt in zijn pijn, maakt hij het de dader moeilijk om een nieuwe weg in te slaan en blijven ze allebei ondanks de scheiding aan elkaar verbonden.
Als ook het slachtoffer de kans voor een nieuw begin ziet, schenkt hij de dader daarmee vrijheid en opluchting. Van alle manieren om te vergeven is dit misschien de mooiste manier, want het verzoent, terwijl het uit elkaar gaan in stand blijft.
Maar waar schuld en schade noodlottige proporties hebben aangenomen, ontstaat alleen verzoening als men daarvan volledig afstand neemt. Dit is een nederige manier van vergeven en een nederige manier van zich schikken in de onmacht. beiden, het slachtoffer en de schuldige, onderwerpen zich aan niet te voorzoen noodlot en zetten daarmee een punt achter de schuld en de verzoening.

Goed en kwaad

We delen de wereld graag in in een wereld die het recht heeft er te zijn en in een wereld die eigenlijk niet het recht heeft om er te zijn, alhoewel het er is en zijn werking heeft. Het eerste noemen we goed of gezond oftewel voorspoed en vrede. Het andere noemen we goed of gezond oftewel rampspoed en oorlog. Een alle benamingen die je er maar aan kunt geven. Dat heeft ermee te maken, dat we goed en bevorderlijk noemen wat voor ons het lichte is en dat wat voor ons zwaar is noemen we erg of slecht.
Maar als we er nauwkeuriger naar kijken, dan zien we dat dat de kracht die de wereld vooruit helpt, de basis is voor dat wat we moeilijk, boos of erg noemen. De uitdaging naar het nieuwe komt voort uit dat wat we liever buitensluiten of weg willen hebben.
Als we ons dus van het zware, het zondige of het strijdlustige onttrekken, verliezen we precies datgene, wat we wilden behouden: ons leven, onze waardigheid, onze vrijheid, onze grootte. Alleen degenen die ook de duistere krachten onder ogen zien en ermee instemmen, is verbonden met zijn wortels en met de bronnen van zijn kracht. Zulke mensen zijn meer dan alleen goed of kwaad. Zij zijn in harmonie met iets groters en iets diepers dan kracht.

Dat van jezelf

Er zijn erge of zware dingen die bij ons horen als persoonlijk noodlot, zoals bijvoorbeeld een erfelijke ziekte of erge omstandigheden tijdens de kindertijd of een persoonlijke schuld. Als we het zware toestemmen en in onze levensloop accepteren, wordt het een bron van kracht.
Maar als iemand tegen dit noodlot rebelleert, bijvoorbeeld bij een oorlogsverwonding, dan neemt hij kracht weg van het lot. Hetzelfde geldt voor een persoonlijke schuld en de gevolgen daarvan.

Het vreemde 

In familiesystemen neemt dan vaak een ander het afgewezen noodlot of de afgewezen schuld. Dat heeft een dubbel slecht effect.
Andermans schuld of noodlot geeft ons geen kracht, want dat kan alleen het eigen noodlot of schuld geven. Maar het verzwakt ook degene van wie wij de schuld of het noodlot overnemen. Zijn noodlot en zijn schuld verliezen dan ook voor hem hun kracht.

Het noodlot

We voelen ons ook schuldig als het lot ons ten koste van anderen heeft bevoordeeld, ook al hadden we dit kunnen voorkomen of veranderen.
Als er bijvoorbeeld een baby geboren wordt, terwijl de moeder overlijdt is de baby vanzelfsprekend onschuldig. Niemand zou op de gedachte komen de baby daarvoor aansprakelijk te stellen. maar het besef van zijn eigen onschuld kan hem geen verlichting geven. Omdat de baby zijn leven noodlottig verbonden ziet met de dood van zijn moeder, raakt hij de druk van de schuld nooit kwijt.
Een ander voorbeeld: Bij een automobilist ploft tijdens het autorijden een band. Hij raakt aan het slingeren en botst op een andere automobilist. De ander komt te overlijden en zelf wordt hij gered. hem treft weliswaar geen blaam, maar nu is zijn leven met de dood en met het lijden van een ander verweven is en ondanks bewezen onschuld kwijt hij zich van zijn schuld.
Een derde voorbeeld: iemand vertelt dat zijn moeder aan het einde van de oorlog, toen ze van hem zwanger was, op reis ging naar de vader van het kind, zodat hij het kind in veiligheid kon brengen. Onderweg moest ze zich tegen een Russische soldaat verweren en ze doodden hem. Ze handelden weliswaar uit noodweer, maar nu weten ze -en ook het kind- dat ze altijd een schuld dragen. Want ze leven, terwijl een ander die zijn plicht vervulde stierf.
Bij zulk een noodlottige schuld en onschuld voelen we onszelf in elk opzicht als machteloos. daarom kunnen wij het zo moeilijk verdragen. Als we de schuld of verdiensten zouden hebben, zouden we ook macht en invloed hebben. Maar hier merken we, dat we zowel in goede als in kwade zin aan een onberekenbaar noodlot uitgeleverd zijn, dat onafhankelijk van onze goed- of afkeuring over leven en geluk of ongeluk, heilzaamheid of verdorvenheid beslist.
Deze noodlottige onmacht is voor velen zo eng, dat ze het verkregen geluk of leven liever van de hand doen, dan dat ze het in genade aannemen. De meesten proberen in ieder geval daarna een persoonlijke schuld of verdienste in het spel te brengen om op deze manier misschien toch nog het overgeleverd zijn aan een niet verdiende redding of een schuld zonder schuldig te zijn te ontlopen.
De gebruikelijke manier om bij noodlottige schuld te reageren, is dat hij ten koste van anderen in het voordeel is, dis voordeel beperkt, opgeeft of ongedaan maakt. Bijvoorbeeld bij zelfmoord, ziek worden of door in moreel opzicht de echte schuldige te zijn en daarvoor een straf ondergaat.
Zulke oplossingen hebben te maken met magisch denken en zijn een kinderlijke manier om onverdiend geluk te verwerken. Want op de keper beschouwd wordt het ongeluk daardoor niet kleiner, maar groter.
Als bijvoorbeeld een kind, wiens moeder bij de geboorte overleed, zich tijdens het leven beperkt of zich om het leven brengt, dan was het offer van moeder tevergeefs en tegelijkertijd wordt de moeder ook nog verantwoordelijk gemaakt voor het ongeluk van het kind.
Maar als het kind zegt: “lieve moeder, als je dan toch al je leven bij mijn geboorte hebt verloren, dan moet het niets voor niets geweest zijn, ik maak er iets van in jouw nagedachtenis”, dan verwordt de druk van de noodlottige schuld tot een motor in het leven, waarbij daden mogelijk zijn, waarvoor anderen de kracht niet zouden kunnen opbrengen. Dan heeft het offer van de moeder een goede uitwerking die verder dan de dood strekt. Dot werkt verzoenend en schept vrede.
Ook hier staan alle betrokkenen onder druk om in het reine te komen. Want degene die door het noodlot heeft ontvangen, wil ook iets vergelijkbaars geven en als hij niet geven kan, dan wil hij zich tenminste iets dienovereenkomstigs ontzeggen. Maar de gebaande wegen leiden hier naar leegte, want het noodlot geeft niets om onze claims, noch om onze compensatie , noch om onze verzoening.

De nederigheid

Het is de eigen onschuld, die noodlottige schuld zo moeilijk te verdragen maakt. Als ik schuldig zou zijn en bestraft zou worden, of als ik onschuldig zou zijn en gered zou worden, dan zou ik aan kunnen nemen, dat het noodlot aan een morele rangorde of regel onderworpen zou zijn en zou ik het door schuld of onschuld beïnvloeden en sturen kunnen. Maar als ik onafhankelijk van mijn schuld of onschuld gered word, terwijl anderen, het maakt niet uit of ik schuldig of onschuldig ben, ten onder gaan, ben ik in elk opzicht aan deze krachten overgeleverd en word ik onvermijdelijk met de noodlottige onmacht van mijn schuld en onschuld geconfronteerd.
De enige uitweg die er dan voor mij overblijft is de onderwerping, de bereidheid om in een overweldigende context te voegen, of het nu voor mijn geluk of ongeluk is. De houding die aan dit soort van handelen ten grondslag ligt noem ik nederigheid. Het stelt me ​​in staat om mijn leven en mijn geluk te nemen, zolang het duurt, ongeacht de prijs die anderen ervoor betalen. Ze laat me ook instemmen met mijn eigen dood en moeilijk lot, als ik aan de beurt ben, wat mijn schuld en onschuld ook moge zijn.
Deze nederigheid maakt de ervaring dat niet ik het lot bepaal, maar het lot mij, tot een serieuze ervaring. Dat het me opneemt, draagt ​​en vallen laat volgens wetten waarvan ik de geheimen niet kan en mag onthullen. Deze nederigheid is het passende antwoord op noodlottige schuld en onschuld. Het maakt me gelijk en gelijkwaardig aan de slachtoffers. Het stelt me ​​in staat het te eren, niet door wat ik ten koste ervan heb te beperken of weg te gooien, maar juist door het ondanks de hoge prijs dankbaar aanvaard en er vervolgens wat van doorgeef aan anderen.
Ik heb nu in de eerste plaats over schuld en onschuld bij nemen en geven gesproken. Maar schuld en onschuld hebben vele gezichten en die werken op verschillende manieren. Ze zijn een samenspel van verschillende behoeften en ordeningen die zich op verschillende manieren proberen te doen gelden om schuld en onschuld te ervaren. Deze andere ervaringen van schuld en onschuld zal ik behandelen, als ik over de grenzen van het geweten praat en over de ordeningen van de liefde.
Ik wil nog iets zeggen over:

Ordening en overvloed

Ordening is de manier,
hoe verschillende dingen samenwerken.
Daar past diversiteit en overvloed goed bij.

Ze staat in wisselwerking, verenigt het verstrooide,
en verzamelt het bij de uitvoering.
Het is daarom geschikt voor beweging.

het verbant het vluchtige in een vorm,
die voortbestaan belooft.
Het is daarom geschikt voor duurzaamheid.

Maar als een boom, voordat hij valt,
ook de vrucht vrijgeeft die hem overleeft,
gaat ook de ordening met de tijd mee,

Daarom zijn vernieuwing en verandering van jou.

Maar als een boom, voordat hij valt,
ook de vrucht vrijgeeft die hem overleeft,
gaat ook de ordening met de tijd mee,
Daar passen vernieuwing en verandering goed bij.

Ordeningen, die leven,
trillen en ontvouwen zich.
Ze drijven en disciplineren ons
door verlangen en door angst.
Door grenzen te stellen geven ze ook ruimte.

Ze liggen aan gene zijde van wat ons scheidt.